Tekst overgenomen van pianoo.nl
Bij het beheersen en bestrijden van natuurbranden kan satellietdata van grote waarde zijn. Let wel: kán, maar hoe precies? En wie gaat dat betalen? Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) en Brandweer Nederland sloegen de handen ineen, samen met ruimtevaartorganisatie NSO die graag de toepassing van satelliet-observatie wil versnellen. Een SBIR-traject bleek daarvoor een ideale methode.
Wat betekent het brandgedrag van vegetatie voor de risico’s in een bepaald natuurgebied, en hoe verhoudt de weersvoorspelling zich tot de richting waarin een brand zich verplaatst? “Om deze en andere vragen te kunnen beantwoorden, steekt IFV al enkele jaren veel energie in de ontwikkeling van een natuurbrandverspreidingsmodel”, legt Ester Willemsen, projectleider bij IFV uit. “Het voorkomen van een onbeheersbare natuurbrand is ons doel. Maar, de bruikbaarheid van het model staat of valt met de betrouwbaarheid van de data die je erin stopt. De kwaliteit van vegetatiekaarten bijvoorbeeld wisselt sterk van regio tot regio. Hoe geweldig zou het zijn als je hiervoor een beroep kunt doet op de data met een landelijke dekking die door satellieten wordt verzameld?” Het is eind 2015 als Willemsen die wens hardop uitspreekt.
Breekijzer voor innovatie
Ruimtevaartorganisatie NSO toont zich bereid een actieve rol op zich te nemen om aan de wens van IFV tegemoet te komen. Adviseur Satelliettoepassingen Geert van Seggelen legt uit waarom: “Onze satellieten observeren continu het aardoppervlak. Daarbij verzamelen ze optische data, in hoge resolutie. Dat is er dus allemaal al. Het is deel van onze taak om het gebruik van deze data te stimuleren. Als NSO zien we graag dat de markt van observatie volwassen wordt, zoals dat al geldt voor telecom en navigatie.” Vooral de stap naar bruikbare informatieproducten, daar ontbreekt het vaak nog aan. En zo komt het dat NSO aanbiedt om in eigen beheer een SBIR programma (zie kader) te starten.
Netherlands Space Office als ‘linking pin’
Het idee om met IFV en Brandweer Nederland een SBIR-traject te starten, blijkt een gouden greep. Van Seggelen: “Het mooie van deze aanpak is dat je marktpartijen uitnodigt mee te denken om gezamenlijk iets nieuws te ontwikkelen, en ook zo dat het resultaat maximaal aansluit bij de behoefte die is er.” Voor Willemsen speelde ook iets anders: “Voor zowel onze organisatie als voor de brandweer was het te vroeg om de portemonnee te trekken. Wij wilden graag, maar dan moet je eerst weten of het kansrijk is.” Albert-Jan van Maren van Brandweer Nederland bevestigt dat. “Een belangrijke vraag was hoe we financiering konden regelen die nodig is om het verspreidingsmodel van nieuwe en verbeterde input te voorzien.” De NSO bleek de ‘linking pin’ te zijn, zowel in het coördineren van de tender als om met oog op innovatie financieel bij te springen.
Grote brand op Hoge Veluwe
“Kunnen we vegetatiekaarten significant verbeteren en binnen de vijfentwintig veiligheidsregio’s meer eenheid organiseren zodat er een landelijke dekking is?”, beschrijft Van Maren de vraag die in de eerste fase van het tenderproces centraal stond. Hoe belangrijk die kaarten zijn weet hij als landelijk portefeuillehouder natuurbeheersing, maar ook als officier in Gelderland-Midden. Zo herinnert hij zich nog al te goed een brand op de Hoge Veluwe die in 2014 ook museum Kröller-Müller bedreigde. “Moeten die van Goghs van de muur, of loopt het met een sisser af? Dat is het soort onzekerheid waar je liever niet te lang in zit. Kijk, voor de natuur is brand niet altijd erg. Maar in Nederland is het ruimtegebruik dermate intensief dat er altijd meer belangen zijn.”
Kansen voor Vandersat en Futurewater
Voor de beoordelingscommissie was het een hart onder de riem dat er zo’n tien bedrijven bleken te zijn die na de oproep inderdaad serieuze plannen op tafel legden. “We besloten na zorgvuldige bestudering om twee bedrijven toegang te geven tot fase 2; Vandersat en Futurewater”, vertelt Willemsen. Voor hen bood dit de kans om hun idee uit te werken tot een ‘proof of concept’. “Je doet zoiets omdat je gelooft in de bredere marktpotentie”, aldus Gijs Simons, ontwikkelaar bij Futurewater. “Ook als je het niet tot de laatste fase zou redden, dan nog heb je een ontwikkeling doorgemaakt die je kunt verzilveren”, denkt Thijs van Leeuwen van concurrent Vandersat. De gefaseerde SBIR-aanpak is voor zowel vragende als aanbiedende partijen erg prettig, meent Van Seggelen. “Heb je eenmaal aangetoond dat het haalbaar is, dan helpt dit je ook in de volgende fases enorm om draagvlak en financiering te krijgen voor het vervolgtraject.”
Voorsorteren op de toekomst
De betrokkenen zijn optimistisch dat de tender inderdaad in een goed werkend product resulteert. Willemsen: “We kunnen dan gedetailleerde informatie toevoegen over de aard en hoeveelheid vegetatie in een bepaald natuurgebied.” Dat is vooral van waarde bij de ‘gebiedsgerichte aanpak’ waarbij natuurbeheerder en lokale brandweer in samenspraak bekijken welke ingrepen zinvol zijn. “Door bijvoorbeeld op strategische plekken vegetatie te vervangen, ontstaat ‘compartimentering’, en dat levert tijdwinst op bij bestrijding van een brand”, legt de IFV-projectleider uit. Van Seggelen: “Over pakweg vijf tot tien jaar is de toepassing van satellietdata vermoedelijk in veel meer sectoren gemeengoed. Maar je moet wel ergens beginnen. Dat we de daad bij het woord konden voegen, dat is de grote waarde van SBIR in dit traject.”