3: Onderzoek landelijke geschiktheid
In het kader van fase 1 de haalbaarheidsstudie is een eerste kwantitatieve inschatting gemaakt van de totale oppervlakte land waarvoor KlimaatAdaptieve Drainage geschikt zou zijn. In werkpakket 3 van fase 2 hebben we een kwantitatieve bepaling uitgevoerd gebaseerd op huidige en toekomstige wateroverlast bij veranderend klimaat, bovenstroomse gebieden, drooglegging, maaiveldhoogte, bodemsoort/opbouw en grondgebruik. Resultaat hiervan is een geschiktheidskaart voor Nederland voor toepassing van KlimaatAdaptieve Drainage. We werkten daarbij nauw samen met Alterra/WUR. We hebben daarbij conventionele drainage, samengestelde peilgestuurde drainage en KAD in ogenschouw genomen.
We werkten allereerst de geschiktheid voor KAD uit van combinaties van bodem en hydrologie. Daarna bepaalden we de landbouwkundige behoefte aan drainage, daarbij onderscheid makend tussen de drie genoemde drainagesystemen. Vervolgens combineerden we het resultaat met de behoefte van waterschappen aan KAD als maatregel tegen benedenstroomse wateroverlast, nu en in de toekomst.
Op 11 oktober 2012 organiseerde STOWA het Eindsymposium Samengestelde Peilgestuurde Drainage. Daar presenteerden we een poster met de tussentijdse resultaten voor KAD als middel tegen wateroverlast. Deze poster kan gevonden worden via onderstaande link:
Poster KAD als middel tegen wateroverlast: kaarten op nationale schaal
We hebben de geschiktheid van KAD als middel tegen wateroverlast en voor waterconservering ingeschat voor heel Nederland. Uitgangspunten hierbij waren dat er beleidsmatig behoefte moet zijn aan KAD om wateroverlast te bestrijden, dat bodem en hydrologie toepassing van KAD mogelijk maken en dat er behoefte is aan KAD vanuit de landbouw. Het landbouwareaal in Nederland beslaat ongeveer 1.900.000 ha. Op basis van onze analyse heeft 60 à 65% hiervan behoefte aan drainage, geredeneerd vanuit de eisen die gewassen aan de lokale waterhuishouding stellen.
Of KAD een geschikt ontwateringsmiddel is hangt af van bodem en hydrologie ter plekke. We hebben een aantal factoren benoemd, met een deel als attendering, die de geschiktheid bepalen: klei aanwezig ter hoogte van de drainagebuizen, keileem in de ondiepe ondergrond, verstopping van drainage door ijzerneerslag, wegzijging naar regionale grondwater of een te geringe drooglegging. Ruim de helft, i.c. 55 à 60% van het landbouwareaal in Nederland dat behoefte heeft aan drainage, is geschikt voor de toepassing van KAD.
Als we behoefte aan en geschiktheid voor KAD combineren springen een aantal regio’s en gebieden in Nederland eruit, te weten de IJsselmeerpolders, Zuidhollandse en Zeeuwse eilanden, de kustgebieden in Friesland en Groningen, delen van het rivierengebied en de beekdalen in de zandgebieden. Ook in diepe droogmakerijen biedt KAD kansen voor oplossingen.
De beleidsmatige opgave voor wateroverlast is door waterbeheerders in Nederland structureel opgezet en bepaald in 2006 in het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). Hiervoor zijn ook scenario’s toegepast van het KNMI inzake klimaatverandering. In het kader van de Klimaatatlas zijn in 2010 landsdekkend uniforme berekeningen uitgevoerd ter bepaling van wateroverlast-kaarten. Wanneer we de kaarten uit die exercitie toepassen om te bepalen of KAD een oplossing kan bieden voor wateroverlast, dan ontstaan zoekgebieden waarbinnen nader onderzocht moet worden waar de exacte locaties voor KAD precies liggen. Voorbeelden van deze gebieden zijn het rivierengebied, delen van Zeeland, Flevoland, diepe droogmakerijen en beekdalen. Hiermee is een areaal gemoeid van ongeveer 500.000 ha, overeenkomend met 25 à 30% van het landbouwkundig areaal volgens de Basis Registratie Percelen (BRP) van de Dienst Regelingen. Natuurlijk zullen aanvullende factoren en criteria de geschiktheid voor KAD negatief kunnen beïnvloeden, en daarmee het areaal verkleinen. Wegzijging naar het regionale grondwater is één van die factoren. Deze factoren zullen naar verwachting het areaal reduceren, waarna een oppervlakte van 100 à 200.000 ha overblijft waarvoor KAD een geschikte maatregel is.
Voor de rapportage van Werkpakket 3, zie beneden.